|
Gebruiken |
|
Paraat hebben |
Functioneel gebruik |
Weten waarom |
|
|
|
Uit het hoofd splitsen, optellen en aftrekken onder 100, ook met eenvoudige decimale getallen |
Globaal (benaderend) rekenen (schatten) als de context zich daartoe leent of als controle voor rekenen met de rekenmachine |
Interpreteren van een uitkomst en rest bij gebruik van een rekenmachine |
Producten uit de tafels van vermenigvuldiging (tot en met 10) uit het hoofd kennen: 3 ◊ 5 7 ◊ 9 |
In contexten de rest (bij delen met rest) interpreteren of verwerken |
|
Delingen uit de tafels (tot en met 10) uitrekenen: 45 : 5 32 : 8 |
Verstandige keuze maken tussen zelf uitrekenen of rekenmachine gebruiken |
|
Uit het hoofd optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met "nullen", ook met eenvoudige decimale getallen |
Kritisch beoordelen van een uitkomst
|
|
Efficiënt rekenen gebruikmakend van de
eigenschappen van getallen en bewerkingen, met eenvoudige getallen |
|
|
Optellen en aftrekken (waaronder ook verschil bepalen) met gehele getallen
en eenvoudige decimale getallen |
|
|
Vermenigvuldigen van een getal met ÈÈn cijfer met een getal met twee of drie cijfers:7 ◊ 165 = 5 uur werken voor 5,75 per uur |
|
|
Vermenigvuldigen van een getal van twee cijfers met een getal van twee cijfers: 35 ◊ 67 = |
|
|
Getallen met maximaal drie cijfers delen door een getal met maximaal 2 cijfers, al dan niet met een rest: 132 : 16 = |
|
|
Vergelijken en ordenen van de grootte van eenvoudige breuken en deze inbetekenisvolle situaties op degetallenlijn plaatsen |
|
|
Omzetten van eenvoudige breuken in decimale getallen |
|
|
Optellen en aftrekken van veel voorkomende gelijknamige en ongelijknamige breuken binnen een betekenisvolle situatie: |
|
|
In een betekenisvolle situatie een breuk vermenigvuldigen met een geheel getal |
|
|
|
|
|
|
Gebruiken |
|
Paraat hebben |
Functioneel gebruik |
Weten waarom |
|
|
|
Standaardprocedures gebruiken, ook met getallen boven de 1000 met complexere decimale getallen in complexere situaties |
Standaardprocedures met inzicht gebruiken binnen situaties waarin gehele getallen, breuken en decimale getallen voorkomen |
Weten dat er procedures zijn die altijd werken en waarom |
Delingen uit de tafels (tot en met 10) uit het hoofd kennen |
|
Decimale getallen als toepassing van (tiendelige) maatverfijning |
Uit het hoofd optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met "nullen", ook met complexere getallen en decimale getallen |
|
Kennis over bewerkingen: 3 + 5 = 5 + 3, maar 3 - 5 ≠ 5 - 3 |
Volgorde van bewerkingen |
|
|
Efficiënt rekenen ook met grotere getallen |
|
|
Delen met rest of (afgerond) decimaal getal:122 : 5 = |
|
|
Vergelijken ook via standaardprocedures en moeilijker breuken |
|
|
Omzetten ook met moeilijker breuken eventueel met rekenmachine
|
|
|
Optellen en aftrekken ook via standaardprocedures, met moeilijker breuken en gemengde getallen |
|
|
Ook een geheel getal vermenigvuldigen met een breuk of omgekeerd |
|
|
Vereenvoudigen en compliceren van breuken en breuken als gemengd getal
|
|
|
Een breuk met een breuk vermenigvuldigen of een deel van een deel nemen, met name in situaties |
|
|
Een geheel getal delen door een breuk of gemengd getal |
|
|
Een breuk of gemengd getal delen door een breuk, vooral binnen een situatie |
|
|
|
|
|